Natuurknutsels

Tuinkers

 (sterrekers) doet het ook prima in de vensterbank. Het is goedkoop, groeit snel en Je hebt er niet eens aarde voor nodig. Je kunt het zaaien in platte schaaltjes of bakjes, waar je een vijftal lagen keukenpapier of een strook watten in legt. Houd deze ondergrond vochtig, maar niet drijfnat.

Omdat tuinkers zo gemakkelijk groeit, kun je er ook 'grapjes' mee uithalen. Leuk is bijvoorbeeld een met tuinkers behaarde rups. Daarvoor moet je een aantal halve eierschalen achter elkaar op een stuk karton plakken. Zet er één als kop aan de voorkant tegenaan en teken daar met stift een gezichtje op. Vul de eierschalen met vochtige watten en strooi hierop de zaadjes

 

Het kan nog gekker. Je kunt tuinkers-tekeningen maken, bijvoorbeeld het portret van een van de kinderen. Prik of plak een vel tekenpapier tegen de muur en teken de omtrek van een hoofd met potlood na. Haal het vel van de muur en knip het hoofd eruit. Dat heb je niet meer nodig. Leg de rest van het vel op een stapeltje vochtig keukenpapier in een schaal. Strooi de schaal vol zaad en haal het tekenpapier daarna weg. Af en toe moet je het hoofd wel even besproeien.' Behalve een portret, kun je op deze manier ook een letter, een getal of een ander eenvoudig figuur maken.

Tuinkers is overigens ook een lekkernij. Als na ongeveer anderhalve week de steeltjes vijf centimeter lang zijn, kunnen ze afgeknipt worden. Je kunt er een boterham of beschuit mee beleggen en met wat suiker erover of een druppeltje citroen erdoor, smaakt het nog lekkerder.

Bron: Spelerlei 1

Groente en fruit -'planten'

Behalve bonen en tuinkers zijn worteltjes, bietjes, rapen of pastinaken ook dankbare vensterbankgroeiers. Alleen ongekookte groente komt uiteraard in aanmerking. Snijd aan de bovenzijde ongeveer één centimeter af. Zet de groente vervolgens in een diep bord, waarin een laagje water van een halve centimeter staat. Zet het bord op een zonnig plaatsje en vul het water regelmatig bij. Na twee weken zijn de bladeren al behoorlijk groot. Om de 'plantjes' meer stevigheid te geven, kun je er een laagje kiezelsteentjes tussen leggen. Dat staat nog leuk ook.

Uien kun je in de vensterbank met een beetje geluk aan het bloeien brengen. Het beste gaat dat in een hyacint(bollen)glas. Vul het glas met water en zet de ui er zó in, dat de wortels (of de onderkant van de ui) het water net raken (raakt). Wie geen hyacintglas heeft, kan ongeveer midden in de ui drie of vier houten prikkers steken en hem zo boven een glas met water hangen. Zet het glas op een lichte plaats en vul het water zonodig bij. Al gauw zullen er blaadjes aan de ui komen en na verloop van tijd misschien zelfs een bloem.

 Ook met fruit kun je kweken, al is geduld daarbij onmisbaar. Plant een stuk of vier pitjes van een grapefruit, sinaasappel, mandarijn of citroen in een pot met goede potgrond, ongeveer één centimeter onder het oppervlak. Geef met een etiket op het potje aan, wat er in gestopt is. Meloen- of paprikapitten moet je eerst wassen en enkele dagen laten drogen, voor je ze in de grond stopt. Zet de pot op een warme, lichte plaats en geef regelmatig water. Na een week of acht beginnen de zaadjes te kiemen. Kijk wat de stevigste plant is en haal de andere uit de pot. Als je lang genoeg geduld hebt, groeit de plant uit tot een klein boompje met donkergroene bladeren.

Kun je een pit van een rijpe avocado bemachtigen? Laat hem dan een dag en nacht in water weken en prik er dan vier houten coctailprikkers in. Plaats de pit zó boven een potje water, dat ongeveer één derde gedeelte in het water hangt en twee derde erboven uitsteekt. Zet het potje op een warme, donkere plaats en schenk af en toe wat water bij. Na ongeveer zes weken zal de pit gaan splijten. Dan komt er al gauw een groene scheut aan. Zet het potje nu op een lichte plaats. Als de plant ongeveer tien centimeter hoog is, zet je hem in een pot met goede potaarde. Geef de plant twee keer in de week water.

Misschien eet je niet vaak verse ananas, maar als er eens eentje op tafel komt, bewaar dan het bovenste gedeelte. Snijd de ananas af op ongeveer vijf centimeter onder het blad en laat dit stuk een week drogen. Poot het daarna in een pot met vochtige, zanderige aarde. Zet de pot op een lichte, warme plaats en houd de grond goed vochtig. Binnen een paar weken komen er wortels aan de ananas. Zodra die goed stevig zijn, kan de plant worden overgebracht naar een grotere pot. Als alles goed gaat, kan het een heel mooie kamerplant worden.

 

Bron spelerlei 1

Groei- en bloeiproefjes

Met kleuters en wat oudere kinderen kun Je gemakkelijk samen ontdekken, dat planten licht, lucht en warmte nodig hebben en dat ze regelmatig wat te drinken moeten hebben. Dat kan heel goed met de volgende proefjes met tuinkers.

- Om te ontdekken of plantjes van warmte houden, laat je in twee bakjes tuinkers zaaien. Het ene bakje zet je op een koele, het andere op een warme plaats. Waar groeien ze het snelst?

Hoe belangrijk licht is, zie je goed bij de volgende proefjes.

- Zet een kartonnen kokertje van een lege rol toiletpapier rechtop in een bakje tuinkers. Haal hem na enkele dagen weg. Je zult zien dat de tuinkers binnen de rol sterker is gegroeid dan erbuiten. De plantjes in de rol wilden namelijk het licht bereiken. Daar hebben ze al hun energie in gestopt.

- Wanneer je een bakje tuinkers een eindje van het raam neerzet, zul je zien, dat de plantjes zich binnen een dag naar het licht toe buigen. Wortels groeien niet naar het licht, maar naar het water. Laat tuinkers ontkiemen in een theezeefje met een laagje turfmolm, tot de worteltjes er onderuit komen. Hang het zeefje nu schuin boven een bakje water. De wortels zullen naar dat bakje toe groeien, omdat ze reageren op het vocht in de lucht boven het bakje.

En zonder licht en lucht? Kijk wat er gebeurt als je een schaaltje tuinkers met een bord afdekt. De kleine plantjes zullen al vrij snel hun kleur gaan verliezen.

Water geeft de planten onder andere hun stevigheid. De plant zuigt het met haar wortels op. 'Vergeet' een schaaltje tuinkers water te geven en je ziet dat de plantjes slap zullen gaan hangen.

Dat planten water drinken, kun je natuurlijk ook laten zien door bloemen in een doorzichtige vaas of pot te zetten. Geef met een streepje aan, hoeveel water ze elke dag gebruiken.

Nog duidelijker is het te demonstreren met een witte bloem, bijvoorbeeld een chrysant of anjer. Snijd de steel met een mes tot halverwege in tweeën. Zet de ene helft in rode, de andere in blauwe inkt. De bloem wordt na een tijdje half rood, half blauw: de ene helft heeft rood water en de andere helft heeft blauw water gedronken.

Ook kun je in een glas water een beetje rode kleurstof doen. Snijd van een wortel en van een stuk bleekselderij het onderste gedeelte af en zet beide in het roodgekleurde water. Laat ze een paar uur staan en snijd dan nog eens een stuk van de groente af. De bleekselderij is prachtig rood/wit gestreept geworden en de wortel is van binnen knalrood, je kunt duidelijk zien dat de groente van het gekleurde water heeft gedronken.

 

Bron: Spelerlei 1

Tuintje in de vensterbank

Een andere manier om de lente in huis te halen is te realiseren met een tuintje in de vensterbank. Allerlei spannende, gekke en ongewone groeisels kun je heel eenvoudig binnen kweken. Voor jonge kinderen gaat het allereerst om het schouwspel van ontkieming en groei, kleuters en wat oudere kinderen kunnen al heel goed zelf aan de slag met het kweken en verzorgen van plantjes.

Dat planten levende wezens zijn, al kunnen ze niet lopen, vliegen of zwemmen, kun je de kinderen natuurlijk wel vertellen, maar leuker is het, ze dit zelf te laten zien en ervaren. Dat kan prima met een paar tuinbonen, bruine bonen of linzen. Leg deze peulvruchten in lauw water en laat ze een paar uur weken.

Je hebt nu een (niet te hoog) jampotje nodig en een papieren koffiefilterzakje. Doe het zakje in de pot, vul het met potaarde en maak deze zo nat dat ook het zakje vochtig wordt. Tussen het glas en het filterzakje (halverwege het potje dus) doe je een paar van de geweekte bonen. Zet het potje in een warme ruimte en zorg ervoor, dat de potgrond en het filterzakje goed vochtig blijven. Al na een dag of twee lopen de boontjes uit: eerst zie je witte sprietjes naar beneden uitgroeien, dat zijn de worteltjes. Daarna barsten de boontjes open, ontstaan kiembladeren. Vervolgens groeien de stengels. Tenslotte vallen de zaadlobben af en staan er echte bonenplantjes in de pot. Heel duidelijk zijn dan ook de fijne haarwortelstelsels te zien.

 Je kunt bonen ook kweken zonder potgrond. In plaats van een filterzakje gebruik je dan een velletje vloeipapier. Rol het vloei op tot een kokertje, dat net iets dunner is dan het potje. Zet de koker in de pot en leg tussen het glas en het vloeipapier een paar van de geweekte bonen. Giet er wat water bij, tot het hele vloeipapier is volgezogen. Zorg ervoor, dat er altijd een beetje water op de bodem blijft staan. De kinderen kunnen eventueel hun eigen bonenplantje(s) mee naar huis nemen. Thuis kunnen ze in de (moes)tuin gezet worden, om te bloeien en nieuwe bonen te krijgen. Bonenplantjes hebben wel een 'klimrekje' nodig, bijvoorbeeld in de vorm van twee of drie schuin tegen elkaar gezette stokken of takken.

 

Bron: Spelerlei 1

Sneeuwklokjes

Buiten kun je de sneeuwklokjes al zien bloeien vanaf februari; ze zijn niet bang voor sneeuw en kou! Kijk in de omgeving van het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal eens waar sneeuwklokjes hun kopjes al boven de grond uitsteken en probeer te regelen datje er enkele dagen achtereen met de kinderen steeds even kunt gaan kijken. Tussen de eerste bovengrondse tekenen van groei en volle bloei zitten maar enkele dagen, dus kinderen kunnen het proces heel goed volgen. Als eenmaal veel klokjes bloeien, mogen kinderen er best een paar plukken. Maar probeer wel met ze af te spreken dat niet alle bloempjes worden geplukt, 'anders kunnen we hier morgen geen sneeuwklokjes meer komen kijken. En papa en mama willen de sneeuwklokjes ook nog zien!' Laat bijvoorbeeld van elke pol er enkele staan. Geplukte sneeuwklokjes mogen natuurlijk ook niet zomaar weer worden weggegooid. Maak één of enkele leuke bosjes en zet die in vaasjes op de vensterbanken in de speelruimte.

Als de kinderen op deze manier eenmaal kennis hebben gemaakt met deze vroege lentebloempjes, is het leuk om er zelf ook eens een paar te maken. De kinderen moeten wel al met schaar en lijm kunnen werken. Zoniet, dan moetje eerst wat voorwerk doen en laatje de kinderen bijvoorbeeld alleen het plakwerk doen. Verder heb je kurken nodig, satéprikkers, wit papier en pijpenragers of sluitstrippen van vuilniszakken.

Voor ieder sneeuwklokje moeten eerst drie ovale vormen uit wit papier worden geknipt, die daarna rond de kurk worden vastgeplakt. De sluitstrip/pijpenrager wordt in het gaatje van de kurk geprikt (daar waar de kurkentrekker heeft gezeten). Je kunt er nog een druppeltje lijm

tussen doen om het extra stevig vast te laten zitten. Wikkel het andere uiteinde van de sluitstrip rond de prikker en doe daar, zonodig, ook wat lijm tussen. Het sneeuwklokje is nu klaar en als alle kinderen meehelpen, heb je al snel genoeg bloemetjes om een aardewerk potje vol te zetten. Doe daar dan eerst een stukje oasis in of vul het met wat zand uit de zandbak. Zo blijven de sneeuwklokjes beter staan. Uit groen papier kunnen nog wat bloemblaadjes worden geknipt om er tussen te zetten. De kinderen kunnen ook zelf potjes maken van klei of bijvoorbeeld yoghurtbekertjes versieren. Zo haal je de lente een beetje in huis!

 Bron: Spelerlei 1