Het babyroosje

Koningin Aurora was elke dag in haar rozentuin te vinden. De tuin was beroemd in de hele wereld. Als de rozen bloeiden, was het een geurenparadijs. Als je je ogen dicht deed en alleen de geuren opsnoof, dacht je aan de leukste dingen, aan prachtige tuinen, aan droomkastelen met fonteinen en aan zachte harpmuziek. Als koningin Aurora door haar tuin liep, stond de koning vaak vanachter een paleis-raam naar haar te kijken. Als hij zijn vrouw zo zag genieten, genoot hij ook. De koning en de koningin waren heel gelukkig met elkaar, de mensen in het koninkrijk waren tevreden en niemand maakte ruzie.
Toch was er één ding waar de koning zich zorgen over maakte. Een opvolger voor de troon was er nog steeds niet en de koningin wilde ook nog niet aan een baby denken. Zo verstreken de jaren. De rozentuin bleef altijd even prachtig en even beroemd en nog steeds kwam de koningin er elke dag.
Het leek wel of er elk jaar nieuwe kleuren rozen bij kwamen. De koningin had nog steeds geen baby gekregen, want de rozen waren haar kinderen. Daar praatte ze mee, daar vertelde ze alles aan. Af en toe kwam de broer van de koning met z'n kinderen op visite. De koning was dan in een opperbeste stemming en probeerde ook altijd koningin Aurora te laten spelen of wandelen met de kinderen. Maar hoewel koningin Aurora heel lief en aardig was voor de kinderen, vond ze haar eigen rozenkinderen veel belangrijker.
Toen alle rozen weer uitgebloeid waren en de herfst en later de winter kwamen, begon de koning steeds somberder te worden. In gedachten zag hij het volgende voorjaar en zomer de koningin alweer in de rozentuin lopen, en nog steeds zonder baby. En wie moest hem dan later opvolgen, als hij geen kinderen kreeg? In het voorjaar was koningin Aurora inderdaad steeds in haar rozentuin te vinden en praatte en lachte tegen haar 'rozenkinderen'. Vooral haar donkerroze lievelingsrozen werden dit jaar heel groot. Op een stralende ochtend, toen de vogels uit volle borst zongen, liep de koningin weer door haar rozentuin. Ze had even bij haar gele rozen gestaan, fluisterde wat lieve woordjes tegen de sneeuwwitte rozen en liep toen blij naar haar allermooiste rozen, de donkerroze. Ze voelde dat dit een heel bijzondere dag zou worden. Bij de donkerroze rozen dacht de koningin dat ze droomde. Ze kneep zichzelf in haar arm en wist toen dat het echt waar was wat ze zag. In een heel
 
grote roos zag de koningin een heel klein babyhoofdje. Het baby'tje keek met grote lieve ogen naar de koningin. Vertederd bukte de koningin zich en streelde het kleine babyhoofdje. Tegelijkertijd dacht koningin Aurora aan de vurige wens van haar man om een troonopvolger te hebben.
Toen begreep ze dat haar eigen mooie rozen ook wilden dat ze haar man een troonopvolger zou schenken.
In de zomers van de jaren daarna werd de rozentuin elk jaar mooier. Dat was natuurlijk niet zo vreemd, want in plaats van alleen de koningin liepen nu ook de koning en een kleine prins met veel plezier langs de rozen.