Boeddha en de moordenaar

Boeddha heeft ooit een moordenaar als discipel geaccepteerd en dat was bepaald geen gewone moordenaar. Zijn naam was Angulimala. De naam Angulimala betekent `iemand die een halssnoer van mensenvingers draagt'. Hij had gezworen dat hij duizend mensen zou doden. Elk van die duizend hakte hij één vinger af, zodat hij kon bijhouden hoeveel hij er al gedood had en van die vingers maakte hij een halssnoer. Zijn halssnoer telde inmiddels negenhonderd negenennegentig vingers; er ontbrak er nog maar één. En dat kwam doordat de weg naar hem toe afgesloten was, niemand ging meer die kant op.

Maar Boeddha nam die afgesloten weg toch. De koning had wachtposten uitgezet om de mensen tegen te houden, in het bijzonder vreemdelingen die niet wisten dat er achter de heuvels een gevaarlijke kerel woonde. Die wachtposten zeiden tegen Boeddha: `Deze weg moet u niet nemen want die brengt u naar de plek waar Angulimala woont. Zelfs de koning durft deze weg niet te nemen. Die moordenaar is gewoon geschift.

Zijn moeder heeft hem lange tijd daar opgezocht. Zij was de enige die dat zo nu en dan nog deed maar zelfs zij is ermee opgehouden. De laatste keer dat ze er was, heeft hij haar gezegd: "Er ontbreekt nog maar één vinger en enkel omdat je mijn moeder bent. Ik moet je ervoor waarschuwen dat als je nog een keer komt, je niet meer levend zult terugkeren. Ik zit zo om die ene vinger verlegen dat ik er wanhopig van word. Tot nu toe heb ik je niet hoeven te doden omdat er nog andere mensen waren maar nu zie ik hier, buiten jou, niemand meer. Ik moet je dus waarschuwen dat het helemaal voor je eigen verantwoording is als je nog komt." Sindsdien is ook zijn moeder niet meer gegaan.' De wachten zeiden nog eens tegen Boeddha: `U moet zich niet onnodig in gevaar begeven.'

En weet je wat Boeddha zei? Boeddha zei: `Als ik niet ga, wie gaat er dan? Er zijn maar twee mogelijkheden: ofwel, ik zal hem transformeren en dan mag ik deze kans niet laten lopen, ofwel, ik bezorg hem nog een vinger en dan is zijn wens vervuld. Ik zal in elk geval ooit moeten sterven. Als ik mijn leven laat bij Angulimala, dan is het tenminste nog van nut geweest. Anders zal ik op zekere dag sterven en zullen jullie me op de brandstapel leggen. Ik denk dat ik er beter aan doe iemands verlangen te vervullen en hem gemoedsrust te schenken. Hij doodt mij of ik hem, maar deze confrontatie moet doorgaan. Wijs me maar de weg.'

De mensen die Boeddha gewoonlijk volgden, zijn naaste metgezellen, die met elkaar wedijverden om zo dicht mogelijk bij Boeddha te mogen zijn, hielden hun pas in, zodat Boeddha al snel enkele kilometers op zijn discipelen voorlag. Die wilden niets missen van wat er ging gebeuren maar ze wilden zich ook niet te dichtbij wagen.

Angulimala zat op zijn rotsbrok op de uitkijk. Hij wist niet wat hij zag. Er kwam een man van grote schoonheid en met een ongelofelijke uitstraling naar hem toe. Wie kon dat zijn? Hij had nog nooit van Gautama de Boeddha gehoord maar zelfs in Angulimala's hart van steen begon een teder gevoel voor deze man te ontwaken. Hij zag er zo mooi uit, zoals hij daar op hem toe stapte. Het was nog vroeg op de dag. er waaide een koele bries en de zon kwam op. en de vogels zongen en de bloemen gingen open. En Boeddha kwam almaar dichter naar hem toe.

Toen hij het welletjes vond riep Angulimala met het zwaard in zijn hand: `Halt!' Boeddha was nog maar enkele passen van hem verwijderd. Angulimala zei: `Geen stap verder, anders kan ik er geen verantwoording meer voor nemen. U lijkt niet te weten wie ik ben!' Boeddha zei daarop: `Weet jijzelf wel wie je bent?' Angulimala antwoordde: `Dat heeft er niets mee te maken. Het is hier niet de juiste plaats en ook niet de juiste tijd om over zoiets te redetwisten. Uw leven loopt nu gevaar!' Boeddha zei: `Ik zie dat heel anders, jouw leven loopt gevaar!'

De man zei: `Ik heb altijd gedacht dat ik gek was maar u bent hartstikke gek. En u komt ook nog steeds dichter op me toe. Laten ze niet zeggen dat ik iemand gedood heb die niet wist wat hem te wachten stond. U ziet er zo onschuldig en mooi uit dat ik wil dat u teruggaat. Ik vind wel iemand anders. Ik kan nog wel wat wachten, er is geen haast bij. Als het me lukt om negenhonderd negenennegentig keer. er ontbreekt er nog maar één aan, maar dwing me niet u te doden.'

Boeddha liep tot heel dichtbij hem en de handen van Angulimala begonnen te trillen. Die man was zo mooi, zo onschuldig, zo kinderlijk. Hij was al van hem gaan houden. Hij had zoveel mensen gedood. Hij had dit zachte gevoel niet eerder gekend, hij had nooit geweten wat liefde is. Voor het eerst in zijn leven stroomde hij vol liefde. Hij wist niet waar hij voor moest kiezen: in zijn hand hield hij een zwaard om de man te doden maar zijn hart zei: `Steek het zwaard weer in de schede.'

Boeddha zei: `Ik ben er klaar voor maar waarom beeft jouw hand? Jij bent toch zo'n geweldige strijder, dat zelfs koningen bang voor je zijn en ik ben maar een arme bedelaar. Buiten mijn bedelnap bezit ik niets. Je kunt me doden en me de voldoening geven dat tenminste mijn dood iemands verlangen heeft vervuld. Mijn leven heeft ergens toe gediend en mijn dood zal dan ook ergens toe gediend hebben. Maar voordat je mij onthoofdt, heb ik nog een kleine wens die je wel zult willen vervullen voordat je toeslaat.' De hardvochtigste vijand zal de laatste wens van degene die hij gaat doden, nog willen vervullen. Daarom zei Angulimala: `Wat is je wens?'

Boeddha zei: `Ik wil dat je van die boom een tak vol bloesem afhakt. Ik zal die bloesem nooit meer kunnen zien en ik wil hem nu nog even van heel dichtbij bekijken, zijn geur opsnuiven en zien hoe mooi en stralend hij er in deze ochtendzon uitziet.' Angulimala sloeg dus met zijn zwaard een hele tak vol bloesem af. En voordat hij die Boeddha kon aanreiken, zei Boeddha: `Dit was maar de helft van mijn wens, de andere helft is dat je de tak weer terugzet aan de boom.'

Angulimala zei: `Ik had meteen al door dat u niet goed snik bent. Dit is het idiootste verzoek dat ik ooit heb gehoord. Hoe kan ik die tak nu weer terugplaatsen?' Boeddha zei: `Als je iets niet kunt maken, heb je ook niet het recht om het kapot te maken. Als je niet iemand het leven kunt schenken, mag je hem ook niet het leven ontnemen'

Een moment van stilte en een moment van transformatie. het zwaard viel hem uit zijn handen. Angulimala viel neer aan de voeten van Gautama de Boeddha en sprak: `Ik weet niet wie u bent maar wie u ook bent, neem me mee naar de plaats waar u ook bent. Laat me uw discipel worden.' Tegen die tijd waren de volgelingen van Boeddha ook iets dichterbij gekomen. Ze stonden in een kring eromheen en toen hij aan Boeddha's voeten neerviel, kwamen ze onmiddellijk naderbij. Een van hen riep: `Geef deze man geen sannyas. Het is een moordenaar.'

Boeddha zei: `Als ik hem niet toesta mijn discipel te zijn, wie zal dat dan wel doen? En ik houd van die man, van zijn moed. Ik kan zien dat er geweldige mogelijkheden in hem schuilgaan. Stel je eens voor, een man die het in zijn eentje tegen de hele wereld durft op te nemen. Ik zie die mensen die het tegen de hele wereld durven opnemen, graag naar mij toe komen. Tot nu toe heeft hij het met zijn zwaard tegen de wereld opgenomen, vanaf heden zal hij dat met zijn bewustzijn, dat scherper dan enig zwaard is, doen. Ik heb jullie gezegd dat er iemand gedood zou worden maar het was nog onduidelijk wie, ik of Angulimala. Nu kun je zien dat het Angulimala is. En wie ben ik om te oordelen?

EINDE