De bolleberg

Ten n.o. van Echt bij 't gehucht Putbroek ligt in 't kreupelhout een kleine heuvel, 'Bolleberg' genoemd. Daar de strenge historie slechts genoegen neemt met datgene wat nauwkeurig kan worden aangeduid met juiste tijd, volgens juiste oorzaak en logisch gevolg, zwijgt ze te enenmale geheel en al over de Bolleberg. Wel is er ooit gegist dat er een Romeins gebouw zou gestaan hebben. De aanwezigheid van 't Romeinse kerkhof in de aangrenzende gemeente Montfort was slechts een vaag aanknopingspunt. In 't struweel en hakhout, waarmee de hoogte welig begroeid is, vond en vindt men nog baksteen, leien, scherven van aardewerk, die deden vermoeden dat er in veel latere datum een middeleeuws slot zou gestaan hebben. Maar al 't gezoek in geschiedboeken bewees niets. Geschiedkundig hechtte men er dus niet de minste waarde aan, zweeg erover, ofschoon nooit daadwerkelijke pogingen tot opgraving werden gedaan. Maar 't volk der streek was onwetend-opstandig; stoorde zich niet aan de strenge wetten der historie, maar luisterde direct naar de minder officiéle overleveringen, die hem dierbaarder zijn. Én als erfstuk zijner voorvaderen én als voedsel voor zijn levendige fantasie, die hem als kind reeds voerde in 't ongekende sprookjesland en op latere leeftijd zijn omgeving herschiep als eigen welgekend rijk van sagen en legenden. Dat vrije verhaal, los van tijd en alle officiéle werkelijkheid, is hem lief... Waar dus de geschiedenis zwijgen moest bij gebrek aan overtuigend bewijsmateriaal, was 't volk tevreden met de aanwezigheid van genoemde hoogte en een klein stukje ruïne (een halve poortboog) in de nabijheid bij een eenzame pachthoeve te Annadaal. Het volksverhaal is aldus: Ter plaatse van de Bolleberg stond 'vroeger' 'n kasteel. De slotheer van Putbroek regeerde naar willekeur en zeer streng. Ofschoon 't al de bewoners van Echt en onderhorige houtschappen sinds Pepijns schenking geoorloofd was, in Pepijns-(Echter)woud de kerstblok te halen, deed de bewoner van Putbroek en Diergaarde 't niet zonder vreze. Naar willekeur handelde hun heer en stoorde zich niet altijd aan koninklijke voorschriften. En als de oogst op de landen prijkte, zag men te Putbroek schuw uit of niet de slotheer kwam aangereden, vergezeld van zijn weidman en zijn honden. Want ter jacht leidde zijn weg vernielend vaak door de rijpe veldvruchten. Dan toch steeds voor hem de onderdanige groet, alsof ze lijfeigenen waren in plaats van vrije mannen. Zo regeert de laatste heer van Putbroek in zijn gebied, dat begrensd werd door de Klokkenslag van Echt. Godshonend was zijn bevel en roof. Tot in Susterens abdij dreef hij zijn trawanten voort en met gewijde buit keerden zij. Dan was er vreugde. Maar hierin deelden niet zijn drie edeler dochters Anna, Maria en Helena. Zij hadden het voorgevoel dat ooit Gods straf hun vader zwaar zou treffen. Eens verhaalden zijn krijgsknechten dat in Susterens abdij koning Swentibolts mantel bewaard werd. De hovaardij sloeg de slotheer in 't hart en hij beval ook die te halen, want koningspurper moesten zijn schouders dragen. De dienaren togen uit in donkere nacht. 't Was in de dagen van de wilde jacht, wanneer de storm giert door 't woud en in 't nachtelijk donker de wilde jagers met hun honden rondzwerven. De knechten van de slotheer keerden met de groeiende storm en brachten de koningsmantel uit Susterens abdij. Toen was er feest op 't slot. Terwijl daarbuiten door 't woud de stormen huilden en gierden om de kantelen en tinnen, klonk in de opperzalen van Putbroeks slot het lallend drinklied der trawanten, die hun heer groetten als koning... En onderwijl zaten de drie dochters biddend vergeving te vragen voor hun vaders daden van spot en hoon en heiligschennis. Toen gebeurde 't dat 't slot instortte: en allen kwamen om be-halve de drie dochters. Angstig vluchtten zij van de onheilsplek, waar sindsdien in de nachten na Kerstmis de krijsende en joelende stemmen klinken der wilde jagers en hun honden. De drie dochters deden boete... Zij stichtten elk een nieuwe woon. Anna's slot in de nabijheid werd Annadaal genoemd, Maria's slot werd Marienthal in 't Gulikse gebied en Helena's woon Helenadaal (Hillendaal). Marienthal brandde af, want geen zegen rustte op 't werk der burchtvrouw, die heur vader navolgde. Hillendaal werd 't gewijde convent en Annadaal hield sindsdien zijn poorten gastvrij open voor allen 'die moede gewandeld, krank ende hongerig zijn'. Maar Susterens abdij bleef zo lang voor hen gesloten tot ze boete hadden gedaan. Alleen Anna deed meer. Zij schonk geld aan de kerk van Echt en werd daar begraven voor 't hoogaltaar. Geheimzinnig bleef de Bolleberg verwilderd liggen. Zelfs de landweg mijdt zijn nabijheid en bocht de bossen in. De bewoner van Putbroek wijst hem niet ongevraagd aan de vreemde. 't Is of hij met wrevel terugdenkt aan de tijden van willekeurige overheersing, ofwel... hij vreest nog de geheimzinnige plek. Veel liever wijst hij waar Annadaals slot stond en vertelt eerst 't goede daarvan om 't slechte van de Bolleberg-overlevering te verbloemen.