De dolle schommel

Er was eens een meisje: ze heette Emma.
Emma voelde zich vaak alleen.
Ze was heel mager geworden de laatste tijd, omdat ze zich zo gekwetst voelde, wilde ze niks meer eten.
Het was omdat ze het gevoel had dat iedereen haar haatte.
Omdat ze er zo apart en mager uit zag, werd ze gepest.
Maar gelukkig, bestond er de schommel.
Als ze die niet had...
Bij het avondeten zag haar moeder weer dat ze haast niks at.
Emma, zei haar moeder, als je niks wilt eten zou je ziek worden, eet nou toch eens wat.
Emma begon langzaam wat spaghetti op te eten.
Na het eten rende ze meteen naar buiten om te schommelen.
Ze pakte de vijfde knoop, want in de touwen waar de schommel aan vast zit, zitten knopen.
En ze begon zo hard mogelijk te schommelen, maakte een koprol en verdween.
Naar haar wereld, waar ze een zeemeermin kon zijn en met de dolfijnen in het fantastische water dat zo mooi helder was, zwemmen.
Ze had het daar heerlijk.
Als de koningin van de zee voelde ze zich daar.
Ze hoeft nu niet meer aan dat stomme thuis van haar te denken.
Hier zijn geen andere kinderen die haar pesten, om hoe ze er uit ziet.
Na precies een uur moet ze weer gaan.
Ze maakte een koprol in het water, en keerde terug in de schommel.
Op de aarde was er maar een minuut voor bij gegaan.
Dat was maar goed ook anders zou het te veel op vallen.
Ze stapte van de schommel af en liep weer naar binnen.
Ga je pyjama aan doen, Emma zei haar vader.
Oke Emma liep de trap op.
Ze trok haar pyjama aan en poetste haar tanden.
Daarna ging ze naar bed.
De volgende ochtend was het zaterdag.
Gelukkig want dan hoeft ze niet naar school.
Emma riep haar moeder kom je we gaan ontbijten.
Emma liep de trap af, ze had geen broertjes of zusjes.
Diezelfde avond ging ze weer naar de schommel, zo ging het maar door.
Avond, aan avond.
Maar op een avond werd ze ziek, heel ziek.
Ze dacht: op de andere wereld ben ik vast niet ziek.
Ze klom uit haar bed op de schommel.
Ze pakte de vijfde knoop, schommelde zo hard als ze kon, en maakte een koprol.
Ze zwom naar een eiland, het water was zo smerig groen vol algen.
Er lagen dode dolfijnen.
Overal en op allemaal eilanden lagen kinderen, een kende ze.
Dat was haar buurmeisje die haar altijd pestte.
Hahahaha lachte Pien ik heb je zien schommelen, toen verdween je op de schommel.
Ik ging je achteraan.
Maar toen ik hier was werd alles om me heen vies.
En de dolfijnen gingen dood.
Jij gemeen uitgemergeld paard.
Het was de eerste keer dat Emma iets durfde terug te zeggen.
Wacht maar zei Emma, als ik hier weg ga zullen de dolfijnen je op vreten.
Emma maakte een koprol in het water, en keerde doodziek terug op de schommel.
Haar vader belde het ziekenhuis.
Ze moest daar een aantal weken blijven.
En die zuster was heel aardig.
Ze gaf Emma de lekkerste dingen, geen aardappelen maar heerlijke vette patat met mayo enzo.
De zuster legde uit: Omdat Emma zo mager was werd ze er gewoon helemaal ziek van.
De vierde dag dat Emma in het ziekenhuis lag kwamen haar klasgenoten op bezoek.
Eerst zeiden ze dat het hen speet.
En daarna zeiden ze dat er iets heel ergs was gebeurt met Pien.
Ze.... ze l..lag dood..o..op jou schommel. Hakkelde Lisa.
Maar we weten dat jij het niet gedaan heb hoor.
Want ze lag daar pas toen jij al twee dagen in het ziekenhuis lag.
Ow zei Emma, wat erg.
Maar ze dacht: dat was haar verdiende loon
Na vier weken mocht ze weer naar huis.
Ze begon weer normaal te eten.
En zag er na een tijdje heel normaal uit.
Daarom werd ze niet meer gepest.
De schommel werd weg gehaald.
Nooit.. nooit meer zal ze daar heen gaan.

door Leonie Brasser