De duivel in de notedop

Er was eens een jongen die aan de wandel was en onderwijl noten kraakte. Plotseling ontdekte hij er een die wormstekig was, en op hetzelfde ogenblik stond de duivel voor hem.
'Is het waar wat de mensen zeggen 'vroeg de jongen, 'dat je je zo klein kunt maken, dat je door het oog van een naald kunt glippen?'
Ja', antwoordde de duivel.
'Laat me dan eens zien, dat je ook in deze noot kunt kruipen', zei de jongen.
En de duivel deed dat. Toen hij door het gaatje van de wormsteek gekropen was, drukte de jongen er een klein houtsplintertje in.
'Nu heb ik je', zei hij en stak de noot in zijn zak.
Toen hij een eindweegs gelopen had, kwam hij bij een smederij, trad binnen en vroeg de smid om de noot voor hem te kraken.
'Dat zal zo'n kunst niet zijn', antwoordde de smid. Hij greep zijn kleinste hamer, legde de noot op het aambeeld en sloeg. Maar de noot ging niet kapot. Toen nam de smid een wat grotere hamer. Maar die kon ook niet genoeg kracht verschaffen.
Toen nam hij een nog grotere, waar hij ook geen resultaat mee had.
Nu werd de smid zo kwaad, dat hij zijn grote voorhamer greep.
'Ik zàl je breken, kost wat het kost', zei hij en hij sloeg zo hard als hij kon.
En eindelijk viel de noot in tweeën, maar met zo'n klap, dat het halve dak van de smederij naar beneden kwam en het wel leek of zijn hele smidse ineenstortte.
'Ik geloof beslist, dat satan zelf in die noot zat', zei de smid. 'Dat zat hij ook', antwoordde de jongen.

Bron:Sprookjes uit de wereldliteratuur - Noorse sprookjes
ISBN - 90 - 389 - 0144 - 5
Uitgeverij Elmar
Vertaling - Greta Baas Jelgersma