Fluiter heeft geen zin

Het is weer zover: werkdag.
Op donderdag hoeven de jonge kabouters niet naar school. Maar ze leren dan over het werk dat volwassen kabouters doen. Deze week trekken ze naar de steengroeve. Daar vorden stenen gehakt om wegen mee te maken. Wibbel en zijn vriendje Fluiter zitten in dezelfde groep. Fluiter draagt een spade op zijn schouder en Wibbel heeft de rugzak met hamers en beitels. 'Die schop weegt zo zwaaar'. zucht Fluiter.

'En het is te warm om hard te werken.'
'Met je handen werken is veel leuker dan stilzitten in een schoolbank!' lacht Wibbel.
Fluiter schopt een keitje weg en laat zich in het gras vallen. 'Kom nou!' roept Wibbel. 'De andere kabouters lopen verder.'
'Ik heb zin om te spijbelen', fluistert Fluiter.
'Ben je helemaal betoeterd!' schrikt Wibbel. 'Als we dat doen, laat hoofdkabouter Krokus ons een week lang nablijven op school! Straf schrijven!'
'Pfff!' doet Fluiter. 'Dat is een zorg voor later. Nu wil ik zwemmen. Kom mee, Wibbel!'
'Ik denk er niet aan!' zegt Wibbel. 'Ik heb geen zin om na te blijven. En stenen hakken vind ik een prettig karweitje!'
'Jakkes, wat ben jij een flauwerd!' spot Fluiter.
Wibbel holt de andere kabouters na.
'He, wacht op mij!' roept zijn vriend.
'Ik dacht dat jij wou spijbelen', zegt Wibbel.
'In je dooie eentje zwemmen is saai!' moppert Fluiter.
Ze komen bij de steengroeve.
Hoofdkabouter Krokus verdeelt de kabouters in groepjes. `Wibbel en Fluiter!'roept hij. 'Jullie werken vandaag met mij.' ' Wat een pech'.zucht Fluiter. 'Krokus laat je keihard zwoegen'.
`Dit is onze rots', wijst krokus.
Fluiter leunt tegen de stenen. Hij laat zijn spade op de grond kletteren
`Oooo!' kreunt hij.

'Wat scheelt er, Fluiter?' vraagt Krokus bezorgd.
'Mijn hoofd!' klaagt Fluiter. 'Mijn hoofd doet zo vre­selijk pijn.'
'Ga vlug in de schaduw zitten', zegt Krokus. 'Ik haal een beker water.'
Als de hoofdkabouter verdwenen is, knipoogt Flui­ter naar Wibbel.
'Nu moet ik toch lekker niet werken!'
Krokus is snel terug.
'Drink maar op, arme jongen', zegt hij.
Wibbel houdt zijn mond. Een vriendje verraden... dat doet een kabouter niet.
'Ik zal wel voor twee werken', stelt Wibbel voor.
Hij kapt en kapt, tot het zweet van zijn voorhoofd stroomt. Fluiter geniet van het heerlijke zonnetje.
'De zak zit vol', zegt Wibbel trots.
'Jij wordt een super-steenkapper!' lacht Krokus.
Hij geeft de kleine kabouter een nieuwe zak. En hij kijkt ook nog even naar Fluiter.
'Gaat het al wat beter?' vraagt hij.
'Oooo, nee!' zucht Fluiter zielig. 'Ik voel me dood­ziek. Ik moet vast lang rusten.'
'Daar heb je dokter Rimram!' roept Wibbel plots.
'Hallo, jongens!' roept Rimram vrolijk.
Hij zit op een kar vol noten.

' Waarom trekt eekhoorn Hazel de kar?' vraagt Wibbel. Waar zijn de sprinkhanen, Hip en Hop?'
'Ik ga voor een week op bezoek bij mijn broer', legt Rimram uit. Nootjes brengen! Hip en Hop hopsen te veel. Als ik lang moet reizen, word ik karrenziek.'
' Hallo, dokter Rimram', groet Krokus, 'ik heb hier een zieke kabouter. Zou je even kunnen kijken?'
Dokter Rimram onderzoekt Fluiter heel lang. '
'Mmmm!' grommelt hij. 'Zeer vreemd! Zeer, zeer vreemd!' Dan neemt hij Krokus een eindje verder.
Ze praten ernstig en schudden hun hoofd.
Zou Fluiter toch ziek zijn, vraagt Wibbel zich ongerust af. 'Goed, dokter! Ik kom de medicijnen zo ophalen', hoort hij Krokus zeggen.
'Denk erom, dit is heel gevaarlijk voor kleine kabouters!' roept dokter Rimram nog.
Hij stapt weer op zijn kar.
'Daar gaan we, Hazel! Hei hop!'
De eekhoorn wiebelt even met zijn pluimstaart en schiet er dan vandoor.
'Fluiter, dokter Rimram zegt dat je rust moet hou­den', waarschuwt Krokus.
'Is hij erg ziek?' vraagt Wibbel verontrust.
'Tja...' antwoordt Krokus. 'Tja...'
Hij haalt zijn schouders op en zucht heel diep.
'Hoe kan dat nou?' rilt Fluiter met angstogen.
Hij durft Krokus niet vertellen dat hij maar deed alsof. 'Misschien heeft dokter Rimram een of andere vreemde ziekte ontdekt', fluistert Wibbel.
'Dokter Rimram maakt een drankje voor je', zegt Krokus. 'Daarna reist hij naar zijn broer.'
'Mag Fluiter zo ver lopen?' vraagt Wibbel. 'Zeker niet!' antwoordt Krokus.
'Ik roep de zusjes merel even.'
Een minuut later staan Flidder, Fladder en Flodder netjes op een rij voor de hoofdkabouter.
'Brengen jullie ons naar de paddestoel van Fluiter?' vraagt Krokus.
'Tuurlijk, tuurlijk!' zingen de zusjes in koor.'Stap maar op onze rug!'
,­Flidder, Fladder en Flodder landen zachtjes voor de deur van Fluiters huisje.
Wibbel stopt zijn vriendje warm onder de wollen dekens. 'Ik ga het drankje halen bij Rimram', zegt Krokus.
'Flidder, vlieg jij me even?'
­Krokus is snel terug.
Hij bindt een doek om het hoofd van fluiter.

Daarna geeft hij hem een volle lepel van een afschuwelijk bitter drankje.
'Bah! Ik ben niet ziek!'jammert Fluiter.
Maar Krokus luistert niet.
'Morgen kom ik nog even een kijkje nemen', zegt hij.
'Vijf dagen in bed blijven en alleen water drinken en spruitjes eten!'
'Ik hou niet van spruitjes!'snikt Fluiter.
'Dag Fluiter', groet Wibbel bedrukt.
Als ze buiten zijn, begint Krokus heel hard te lachen.
'Heb je dat gezicht van Fluiter gezien?'giert hij.
'Hoe kunt u nou om Fluiter lachen?' bromt Wib­bel. 'Daar snap ik geen sikkepit wan'.'
'Ach, Fluiter is helemaal niet ziek. Hij heeft gewoon geen zin om te werken. Dokter Rimram en ik willen hem een lesje leren', grinnikt Krokus.
'Arme Fluiter', vindt Wibbel.'Maar misschien heeft hij het wel verdiend.'
'Kom, we laten Fluiter rusten, Ga je mee naar schil­der Pikas?' vraagt Krokus. 'Die maakt mijn portret.'
'Komt uw portret dan ook in het museum?' vraagt Wibbel. 'Ja, bij de portretten van alle vroegere hoofdka­bouters van het dorp.'
Pikas woont in een inktzwam. De andere kabou­ters wonen in een vliegezwam of in een kastanje­boleet. Maar Pikas wou wat anders. Ze kloppen aan.
Een kabouter met een kaal hoofd doet open.
'Hallo, kom binnen. Zet je maar, Krokus.'
Krokus moet heel stil blijven zitten. Wibbel mag kijken. ' Prachtig!' vindt hij. 'Het portret lijkt helemaal.'

Vier dagen later lopen Wibbel en Krokus door het dorp. Ze gaan naar het huis van Rimram. Om voor de planten te zorgen. Want de dokter is nog op reis. 'Kunnen we even het museum binnen­wippen?' vraagt Wibbel. Ik zou graag nog een keer de portretten van alle hoofdkabouters bekij­ken.'
'Goed idee', vindt Krokus.
VERBODEN TE LACHEN, staat er bij de ingang.
Ze betalen vijf nootjes. Dan mogen ze binnen.
'Wat een gekke kabouters!' grinnikt Wibbel.
De opzichter kijkt streng.
'Men spot niet met de portretten van de hoofdka­bouters, jongeman!'
'Het spijt me!' zegt Wibbel.
Hij bijt heel hard op zijn lip om het niet uit te proesten.
'Moet je deze zien!' fluistert hij. 'Wat een raar punthoofd! En deze met zijn radijsjes-neus! Waaa, en...
'Sssst!' waarschuwt Krokus.
Te laat. De wachter komt op hen toe.
'Hoofdkabouter Krokus,' zegt hij plechtig, 'u weet dat er hier niet gelachen mag worden.'
'We gaan al weg, wachter', zegt Krokus snel.
Als ze bij de boom van dokter Rimram komen, gaan ze onmiddellijk aan de slag.
Wibbel begiet de bloemen. Krokus spit een veldje om. Daar wil Rimram sla planten.

' Kijk daar!' wijst Wibbel. Een heleboel bos-aard­beien!' ' Misschien kunnen we morgen een aardbei-feest houden', bedenkt Krokus.
Ze vinden een kruiwagen. Die laden ze boordevol smakelijke bos-aardbeien.
'Wat doen we met Fluiter?' vraagt Wibbel.
Die nodigen we ook uit', zegt Krokus. 'Maar eerst brengen we hem nog een bezoekje.'
Wibbel klopt op de deur van Fluiters paddestoel.
De deur is open!' roept hij.
'Hoe maak je het?' vraagt Krokus.
'Ik voel me al veel beter', antwoordt Fluiter.
'Mag ik nog niet op?'
'Dokter Rimram heeft gezegd dat je vijf dagen in bed moest blijven. Morgen mag je eruit.'
'En dan houden we een aardbei-feest!' vertelt Wibbel. 'Aardbeien! Lekker!' lacht Fluiter.
'He, ho! Niet zo snel!' waarschuwt Krokus.
'Aardbeien mag jij nog niet hebben! Nog drie dagen enkel spruitjes op het menu!'
'Jeegh! Ik haat spruitjes!' grient Fluiter.
'Tja, ziek zijn is erg zielig', zegt Krokus. Hij doet net of hij het meent. 'Sterkte, jongen!'
Hij neemt Wibbel mee naar buiten.
'Dag, Fluiter! Tot morgen op het feest.'
De deur klapt dicht.
Jakkes, denkt Fluiter. Ik had beter niet gedaan alsof ik ziek was. Nu mag ik geen aardbeien eten!
De volgende dag hebben Wibbel en Krokus hun handen vol met het feest.
Alle kabouters zoeken een plaats aan de tafels. Die staan vol met grote schalen bos-aardbeien. Fluiter kijkt sip. Hij krijgt vijf spruitjes! Met lange tanden knabbelt hij er een blaadje af. Alle aardbeien verdwijnen in de magen van de kabouters.

Opeens komt Krokus met een bord aandraven.
Daarop ligt een dikke aardbei. Hij zet het bord voor de neus van Fluiter.
'Eet maar op!' lacht hij. 'Ik denk wel dat jij je lesje geleerd hebt.'
Fluiter wordt rood tot achter zijn oren.
'Wist u dat ik niet echt ziek was?' vraagt hij verle­gen.
'Dokter Rimram had het meteen in de gaten', zegt krokus. 'We wilden jou genezen van je geen-zin-ziekte.'


'Dat is gelukt', zucht Fluiter. 'Ik wil in mijn hele leven geen spruit meer zien!'
Fluiter zet meteen zijn tanden in de grote, sappige aardbei. 'Dit is de lekkerste aardbei die ik ooit geproefd heb!' smakt hij.
'Ik heb nog een verrassing', kondigt Wibbel aan.
'Kabouter Toeter, kabouter Octaaf en ik hebben een orkestje. We hebben een lied gemaakt, speci­aal voor Fluiter.' 'Laat maar horen', zegt Krokus.
Toeter toetert op zijn trompet.
Wibbel slaat de deksels van twee pannen tegen elkaar.
En Octaaf zingt het lied.

'Iedereen kent Fluiter
Het is een rare snuiter
Aan werken heeft-ie de pest
Dat laat hij over aan de rest.
Fluiter is genezen door een spruit
Nu wil hij werken,dag in dag uit.

Van fifalderie, van fifaldera!
Genezen door een spruit!
Falderie, falderaaaaa!'

Alle kabouters brullen het refrein mee.
Fluiter zingt het luidst van allemaal.
Maar de kever en de vlinder, de mus en de muis...die houden het voor bekeken.
'Niet om aan te horen, die kabouters!' klaagt een krekel. 'Geef mij maar een krekel-koor of een sprinkhanen-orkest.'