Mama mos

Het stormde in het bos. De bomen bogen en kraakten van de harde wind. Takken werden naar beneden gegooid, net als de dennenappels. Sommige dennenappeltjeskinderen probeerden de dennentakken vast te houden, maar de kracht van de storm was sterker. Jammerend vielen ze naar beneden. Daar lagen ze nu, hulpeloos, koud en los van moeder den.
"Mama, mama," riepen de dennenappeltjeskinderen, "wij hebben het zo koud, waarom help je ons niet?" Maar hoe moeder den zich ook boog onder de storm, zij kon haar kinderen niet bereiken.
Plotseling kwam er een oude vrouw door het bos. Ze had een mosgroene jas aan en een hoofddoek om die met kleine witte sterrenbloemetjes versierd was. Vol medelijden tilde ze de kleine dennenappelkinderen van de grond en zei: "Ach, heeft de storm jullie naar beneden gewaaid en missen jullie nu moeder den?" "Ja, wij willen weer naar mama," riepen ze allemaal, "en we hebben het zo koud." "Dat kan ik me voorstellen. Aan de dennentakken kan ik jullie niet meer vastmaken, maar ik weet misschien iets anders. Wacht maar, ik vind wel een oplossing", antwoordde het oude groene vrouwtje. Ze keek omhoog naar moeder den en zag een heleboel boomzwammen die aan de boomstam vastgegroeid waren. Toen haalde ze uit haar jaszak zacht, heerlijk groen mos. Ze maakte er kussens van en legde die in de boomzwammen. Dat zijn net kleine bedjes, dacht het vrouwtje en voorzichtig zette ze alle dennenappelkindjes in de boomzwambedjes, die met warm, zacht groen sterren-mos bekleed waren. De dennenappelkindertjes waren blij, want nu waren ze toch weer terug bij moeder den en zaten warm en veilig, hoog en droog. Opeens bewoog moeder den al haar takken en met ruisende stem zei ze: "Bedankt mama mos, je hebt mijn kinderen gered. Nu hoeven ze niet op de grond te liggen. Bedankt." "Graag gedaan. Wij vrouwen moeten elkaar toch helpen en de kinderen hadden me nodig", zei het mosvrouwtje. Voortaan hield zijn de dennenappeltjeskinderen ook een beetje in de gaten.