De trol onder de brug

Er was eens een kleine trol. Hij woonde onder een brug die over een rivier gebouwd was. Was het de trol die de rivierbedding zo gegraven had dat het water door het bos en het land kon stromen? Nee. Hij was het niet. Had de trol dan de brug gebouwd, die van de ene kant van de rivier naar de andere ging? Nee. Dat had hij ook niet.
Toch dacht de trol, net zoals alle andere trollen die onder bruggen wonen, dat het zijn brug was en zijn rivier. Dus zat hij onder de brug en wachtte totdat er iemand voorbij zou komen. En hij hoefde niet lang te wachtten. Want al snel kwam er een klein geitje aan, het jongste van de kinderen van Blank en het geitje dacht dat het gras aan de overkant van de rivier hem veel lekkerder zou smaken dan het gras aan zijn kant. Waarschijnlijk had hij daar wel gelijk in. Omdat het geitje niet graag zwom, ging hij over de brug.
De trol hoorde voetstapjes op de brug en kwam uit zijn schuilplaats. 'Wie loopt er over mijn brug?' riep hij.
'Ik ben het maar!' zei het kleine geitje.
'Dan kom ik je halen en eet ik je op!' zei de trol en hij liet zijn smerige tanden zien.
'Nee doe dat niet!' zei het kleine geitje, 'Eet mijn broer maar! Hij is veel dikker en lekkerder dan ik ben!'
En om eerlijk te zijn, zag het kleine geitje er ook niet lekker uit, vond de trol.
'Ik denk dat ik dat dan maar doe!' zei de trol en hij kroop terug onder de brug.
Toen hij weer een poosje onder de brug zat, hoorde hij voetstappen op de brug. En weer sprong hij tevoorschijn. 'Wie loopt er over mijn brug?' riep hij.
'Ik ben het.' Zei de middelste geit, omdat hij het was en hij sprak altijd de waarheid.
'Ah! Jij bent de geit die ik op ga eten!' zei de trol.
'Oh is dat zo?' zei de middelste geit. 'Als je dat gaat doen, ben je dom, want straks kom mijn oudste broer en die is veel sappiger dan ik ben.
'Mmm... hoe weet ik zeker dat hij over mijn brug komt?' vroeg de trol. Trollen die onder bruggen wonen vinden zichzelf vaak erg slim.
'Omdat geiten graag gras eten, dat weet jij toch ook wel.' Antwoordde de middelste geit terwijl hij de brug over rende.
Dus de trol ging weer onder zijn brug zitten en wachtte op de grote geit. Niet lang daarna leek het wel alsof er een donderstorm recht over de brug heen raasde. 'Wie loopt daar op mijn brug te stampen?' krijste de trol terwijl hij voorzichtig over de rand van de brug heen keek. Daar zag hij een iets waarvan hij dacht dat het de grote geit zou moeten zijn, maar de geit antwoordde niet.
'Jou ga ik opeten!' zei de trol en hij kroop uit zijn schuilplaats.
'Oh ja?' zei de grote geit. Daarna zei hij niets meer, maar hij pakte de trol op met zijn scherpe hoorns, en gooide hem hoog de lucht in. Zo hoog, dat het drie hele dagen en drie hele nachten duurde voordat de trol in een prikkelstruik viel.
Geruchten over wat er met de trol was gebeurd, verspreidden zich naar alle andere trollen die onder bruggen woonden en ze zijn allemaal weg gevlucht!

Hans Cristiaan Andersen