Verhaal over Grimmels

Als je ze wilt vinden moet je in het bos wezen. Oud bos, met af en toe een open plek, daar heb je de meeste kans. Soms zijn ze helemaal weg, dan heb je pech gehad. Of ze verstoppen zich, maar dan heb je gewoon botte pech. Maar meestal vind je ze dan tussen wat dorre blaadjes: grimmels.

Als kind zag ik ze al van verre, dat hebben kinderen nu eenmaal. we mochten ze nooit meenemen, maar stiekem deden we dat natuurlijk wel, hoewel we heus wel wisten dat ze dan dood gingen. Dat was geen sadisme, maar we wilden het gewoon eens een keertje zien met eigen ogen. Ik weet nog heel goed hoe jaloers ik was op mijn vader als hij weer eens vertelde dat hij 's nachts een hele groep grimmels voorbij had zien komen.
Ja, kunst, als je zo laat mocht opblijven als hij!

We zochten dan een hele mooie uit, zo'n mooie bolle ronde, dat waren de echte, die namen we dan mee. Tegen de andere mensen zeiden we dan dat het een gewoon mosje was dat we hadden gevonden, maar zelf wisten we wel beter. Die ronde onschuldig uitziende kussentjes mos waren grimmeltjes, en 's nachts gingen ze op stap. Dat moest ook wel, want ze hielden het nooit lang ergens uit, ze wilden altijd weer weg. Want in alle verhalen over de grimmel en de grammel die onze ouders vertelden kwamen hun tochten voor. En bovendien verstonden ze niet alleen de plantentaal, maar ook de dierentaal.

En terwijl onze grimmel van verdriet weigerde om van zijn plaats te komen en langzaam verdroogde, wat we heel zielig vonden, vertelden ze verder over de grote feesten die de kabouters gaven waarop de grimmels allemaal kwamen. Of over hoe de grimmels de schat van het bos verstopt hadden tot er eens iemand slim genoeg zou zijn om hun geheim te doorgronden.

Maar we wisten hoe slim ze waren, want ze hadden het telkens door als we ze op de proef stelden om te zien hoever ze konden lopen 's nachts. Maar soms wisten we het niet zeker, dan hield mijn vader vol dat het een broertje van de grimmel van gisteravond was die hier nu naast de tent lag. En vertelde mijn moeder hoe de grimmels zich hadden afgescheiden van de moerasmossen die mensen in het moeras wilden lokken en ze dan weg laten zakken in de zomp. Dat wilden de grimmels niet, dat was een veelte vrolijk volkje, daar zat geen kwaad bij. Daarom dat ze ook in het bos waren komen wonen, om dicht bij die gezellige kabouters te zijn.

Soms zie ik als ik nu door het bos loop een grimmeltje op zijn rug liggen. Dan leg ik ze altijd weer goed, want zichzelf omkeren kunnen ze niet. En dan liggen ze te zuchten en te jammeren tot er een kind of een ander is die ze even terug wil draaien. Maar het rare is dat de meesten dat niet doen. Die laten zich door het uiterlijk foppen; ze lijken inderdaad erg op die bolle losse plukken mos die je wel eens in het bos ziet.

Gelukkig weten wij wel beter!

Bron: Joost Kramer
www.houtdraaierijkramer.nl