Het vertakte elfje

Het kleine boselfje liep alleen door het bos. Ze voelde zich eenzaam. Dat kwam omdat zij geen taak wilde hebben. Ze wilde niet voor een bloem, kruid, plant of boom zorgen, zoals de andere elfjes. Ze wilde eigenlijk helemaal niets. Of toch wel? Ach, ze wist zelf niet wat ze wilde.
Vaak keek ze jaloers naar de andere elfen, die gelukkig met hun bloemen of planten waren. Ze keek verbaasd naar de kabouters, die de hele dag zongen en heel gelukkig waren, terwijl ze toch hard werkten. Wat moest zij eigenlijk? Wat was haar taak?
"Ga naar de wortelheks", raadde de vuursalamander haar aan. "Die kijkt in haar kristallen bol en dan kan ze je precies zeggen waarvoor je geschikt bent." "Naar de wortelheks? Ik weet het niet...", aarzelde het elfje. Maar ze ging toch. De heks keek in haar kristallen bol en zei met een geheimzinnige lach in haar donkere ogen: "Weet je wat jij moet doen? Jij moet precies doen waar je zin in hebt. Laat je daar niet door anderen van afhouden. Als ze om je lachen, lach dan mee. Je zult zien dat ze je leren accepteren zoals je bent. Heb je me begrepen?" Heel even zweeg het elfje en toen zei ze: "Bedoelt u echt dat ik mag doen wat ik zelf wil?"
"Ja," knikte de wortelheks, "dat bedoel ik, dan word je gelukkig." Nog even aarzelde het elfje, maar ineens sprong zij op en riep blij: "Eindelijk kan ik doen wat ik wil, eindelijk. Tot ziens." Ze vloog vrij en gelukkig dieper het bos in.
Daar ging ze op een boomtak zitten en trok met haar vingertje haar haren in de war. Zo, dat voelde gelijk veel lekkerder. Nu trok ze haar ragfijne elfenjurkje uit en maakte van verdord gras een rokje. Van mos maakte ze een bloesje en een lange broek en van een dennenappel schoentjes en lange mouwen voor het bloesje. En dat was nog niet alles.
In haar wilde haren knoopte zij allerlei takken, eikels en zelfs een kleine paddenstoel, en om haar hals hing ze een bessenketting en een sjaal van nevelsliert. "O, wat heerlijk," juichte het elfje, "in deze kleren voel ik me gelijk veel prettiger, veel vrijer. Nu ben ik zoals ik echt wil zijn." Natuurlijk werd er door de anderen om haar gelachen en gekletst. Maar daar trok ze zich niets van aan en al gauw werd ze het vertakte elfje genoemd. Het werd haar taak om voor de afgewaaide takken te zorgen. Sindsdien kun je in het bos houtwallen tegenkomen, soms kleine, maar soms ook heel grote. Dan moetje maar denken dat het takkenelfje ze gemaakt heeft. De kleine dieren, die in die houtwallen wonen, vinden het fantastisch.

Bron: Mijn leukste elfenverhaaltjes – Christl Vogl